Een personeelsvertegenwoordiging als er meer dan 50 medewerkers zijn?

Publicatiedatum: 18/04/2024
Tags: Medezeggenschap
Auteur: Simone van Houten

In 10% van de bedrijven die een ondernemingsraad (OR) zouden moeten hebben is er een personeelsvertegenwoordiging (PVT). Er zijn meer dan 50 werknemers, maar de medezeggenschap werkt met de beperkte rechten en plichten die horen bij kleinere bedrijven. Dat was één van de opvallende uitkomsten uit het nalevingsonderzoek naar de Wet op de ondernemingsraden.

Dat onderzoek kwam vorig najaar uit. Dit schijnbaar onlogische gegeven stemt bij ons nog steeds tot nadenken. Waarom zou de medezeggenschap het soms doen met minder rechten en plichten dan toegestaan? Bent u lid van een PVT die eigenlijk een OR kan worden? Laat ons weten waarom dat (nog) niet is gebeurd. Denkt u na het lezen van dit artikel: wij zouden als PVT een OR kunnen zijn, maar hoe doe je dat? Neem dan contact met ons op.

Vrijwillig instellen

Een PVT is de vorm van medezeggenschap in organisaties met 10 tot 50 medewerkers. Een ondernemer kan die vrijwillig instellen. Als de meerderheid van de medewerkers het verzoekt, dan moet de ondernemer daar gehoor aan geven. Voor de PVT moeten minimaal 3 leden gekozen worden vanuit het personeel.

Minder en kleinere tanden

De PVT is zeker geen tandeloze tijger, maar heeft wel minder bevoegdheden dan een volwaardige OR:

  • Het aantal onderwerpen waarop de PVT instemmingsrecht heeft is kleiner. Er is wél instemmingsrecht op arbeids- en rusttijdenregelingen en op regelingen van arbeidsomstandigheden, ziekteverzuim en re-integratiebeleid.
  • De PVT heeft adviesrecht op voorgenomen besluiten als die voor tenminste een kwart van het personeel leiden tot het verlies van arbeidsplaatsen, een verandering in de arbeid of de arbeidsvoorwaarden. Als de ondernemer het advies van de PVT niet opvolgt, is er geen beroepsrecht: de PVT kan niet naar de rechter om uitvoering van het besluit tegen te houden.
  • De faciliteiten van de PVT zijn enigszins vergelijkbaar. Er is recht op tijd om te vergaderen en voor onderling beraad. Ook mogen de leden scholing volgen, al is er geen minimum aantal uren of dagen gesteld. Dat moet de PVT met de bestuurder afstemmen.
  • Geschillen kunnen wel worden voorgelegd aan de bedrijfscommissie en eventueel aan de kantonrechter.
  • Kosten voor de uitvoering van het PVT-werk en kosten voor rechtsgedingen zijn geregeld op dezelfde wijze als voor de OR. Voor het inhuren van een deskundige is dat anders dan voor de OR: de PVT moet er toestemming voor vragen, terwijl de OR zelf kan besluiten iemand in te huren.
  • Het informatierecht is geregeld. De PVT moet dezelfde informatie ontvangen als de OR. Er is echter geen verplichting om de informatie schriftelijk te verstrekken.
  • In het “artikel 24 overleg”, waarin medezeggenschap en bestuurder de algemene gang van zaken in de organisatie bespreken, moet vergelijkbare informatie als met de OR worden gedeeld, zowel financiële als sociale informatie. Het verschil is dat dit overleg met een PVT minstens eens per jaar moet gebeuren. Bij de OR is het twee keer per jaar.

Van PVT naar OR

Als er in de regel 50 of meer in de onderneming werkzame personen zijn, dan is een OR verplicht. Het kan natuurlijk even duren voordat duidelijk is dat er structureel meer medewerkers zijn. Daarom kan het even duren voor de PVT een OR wordt.

In de praktijk zien we dat er soms ook bestuurders zijn die zeggen: doe eerst maar een PVT, ook al is een OR verplicht, dan kunnen we oefenen. Heel af en toe komen we een PVT tegen die het zo al genoeg werk vindt en niet wil opschalen. Het gaat vast ook vaak wel goed. Maar die 10% blijft een intrigerend getal.

 

Interessant bericht? Deel dit bericht op Social Media of via e-mail.

Meer berichten